Delen

Transcript podcast “De drempel is hoog om bij een psycholoog aan te kloppen.”

Noor: “Nou wat ik sowieso heb gemist was vanaf het begin iemand die dacht, de huisarts in dit geval, zo dit is wel serieus. Als iemand in een aantal maanden zulke heftige paniekklachten ontwikkelt, dan moeten we misschien juist wel gaan graven. Wat ook niet heeft geholpen in mijn latere traject was dat er toen werd gezegd: ‘ik geloof er niet zo in, in die kindertijd enzo’. Dus ik heb heel lang gedacht: oké we blijven weg bij die kindertijd, we kijken gewoon wat er nu speelt.”

Angelique: “Aan het woord is Noor, nu 28 jaar. Ze heeft maandenlang hevige paniekaanvallen zonder te weten waardoor het komt. De huisarts doet het af als een fysiek probleem.”

Noor: “Het taboe op mentale klachten, dat is wel kwalijk als dat versterkt wordt binnen de hulpverlening. Ik denk dat dat in de hele zorg misschien wel geldt, maar speciaal in de GGZ, dat je zelf als patiënt eigenlijk heel goed moet weten wie je bent en wat je nodig hebt. Terwijl ik eigenlijk vanaf het begin had verwacht: ik ga naar een hulpverlener toe, ik roep om hulp en ze gaan me helpen. Dat ik keer op keer toch wel weer op mijzelf werd teruggeworpen.”

Angelique: “Noor zakt steeds verder weg: ze zit thuis, durft nauwelijks de straat op en mijdt drukke plekken. Totdat ze uiteindelijk de juiste hulp krijgt. Ze vertelt open over haar mentale problemen. En wat uiteindelijk door de juiste therapie naar boven kwam: dat ze in haar vroege jeugd is misbruikt door een vriend van de familie.

Dit is ‘Komt een mens bij de dokter’. En ik ben Angelique Houtveen. In deze podcast horen we verhalen uit de spreekkamer. Intieme, ontroerende en opzienbarende verhalen. Van mensen die lang niet altijd de hulp krijgen die ze nodig hebben.

Noor woont in Utrecht, en werkt voor een ideële organisatie. Ze neemt ons mee terug naar de tijd dat ze studeert. Noor is dan 22 jaar. In het openbaar vervoer krijgt ze een paniekaanval.”

Noor: “De eerste was in de metro weet ik nog heel goed, dat ik me afvroeg: ‘hé wat gebeurt er eigenlijk voor vreemds in mijn lijf’. Iets van angst voelde, maar ook op een heel fysieke manier en dan werd ik daar een beetje hypochondrisch over van: ‘oh ga ik nu ineens ziek worden of een aanval van het een of ander krijgen’? En voor ik het wist liep dat uit de hand en werd ik steeds angstiger en ging mijn hartslag enorm omhoog en dacht ik alleen maar: ik moet hier weg, ik moet vluchten. Maar vluchten heeft niet zo veel zin, want je neemt jezelf mee. En ik ging daar naar googlen en toen las ik dat er zoiets bestaat als paniekaanvallen en hyperventilatie aanvallen ook. Maar ik dacht eigenlijk hyperventileren, dat is dat je zo heel hysterisch in een zakje aan het blazen bent. En dat klopte niet helemaal bij wat er met mij gebeurde, maar wat wel klopte is dat mijn ademhaling totaal ontregeld werd door eigenlijk een soort diepe oerangst die er in mij omhoog kwam. Ik denk ten diepste angst om dood te gaan. Echt een heel fysieke angst. Maar ook wel een, ja, bijna soort existentiële angst van bizarre vragen over bestaan en over leven en dood en over wie ben ik en zink ik nu weg. Ja, dat liep allemaal heel erg door elkaar heen.”

Angelique: “Na die eerste keer in de metro gebeurt het steeds vaker. Tot ze bijna dagelijks een paniekaanval krijgt.”

Noor: “Ja het gekke met paniek is dat je op een gegeven moment de angst voor de angst zeg maar krijgt. Want ik vond het zo naar dat ik dacht: ‘oh als dit maar niet nog een keer gaat gebeuren’. En het duurde denk ik een week voordat de tweede kwam. En op een gegeven moment doordat ik daar eigenlijk zo panisch van was, van ‘oh dit is zo naar, dit wil ik niet’, werd de angst voor de angst ook heel groot en daardoor ben je natuurlijk sowieso gespannener. En dat is uit de hand gelopen tot een moment dat ik bijna elke dag een paniekaanval had. Sowieso als ik de straat op ging of als ik een boodschap ging doen, dan kon ik er wel op rekenen dat het mis zou gaan in de supermarkt. En dat heeft zich opgebouwd in een tijdsbestek van ongeveer drie maanden totdat ik dacht: ‘hier moet ik geloof ik iets mee’.”

Angelique: “Noor weet niet goed waar ze naartoe moet met haar klachten. Na een paar maanden raapt ze al haar moed bij elkaar en neemt haar huisarts in vertrouwen.”

Noor: “Ik vertelde waar ik last van had. Ik denk dat ik op dat moment het woord hyperventilatie heb genoemd. En ik heb verteld hoe dat dan ging en dat ik daardoor dingen niet meer ging doen en heel veel aan het vermijden was. Ik vond dat best wel spannend eigenlijk om dat te vertellen. Nou, de huisarts die hoorde dat allemaal aan. En die ging eigenlijk vooral in op het fysieke gedeelte dat ik beschreef. Hij dacht dat het met conditie te maken had. Dus dat een hartslag die niet doet wat ie hoort te doen in rust er op wijst dat iemand niet genoeg beweegt of niet genoeg sport. De huisarts die zei ook: ‘Ik ben er eigenlijk niet zo voor om naar een mentale oorzaak te gaan zoeken of om je meteen naar een psycholoog door te verwijzen. Ik hou niet zo van dat gewroet in de kindertijd, zeg maar, en in het terugblikken naar hoe het dan was met je familie, etc. Als dat niet nodig is om dat omhoog te halen, dan gaan we dat ook niet doen’. En dat heb ik eigenlijk heel braaf aangenomen, ja.

Hij zei zelfs ook: jij bent mijn enige patiënt aan wie ik ooit zou aanraden om een sigaretje te roken. Want als jij naar buiten gaat op het moment dat je paniek hebt en je steekt een sigaret op, dan moet je uitademen, die rook uitblazen en dan ben je zo op een goede manier bezig met je ademhaling dat het hyperventileren wel stopt. Ik denk dat ik op dat moment echt heel labiel was en zo bang van alles. Zelfs het fietsritje naar de huisarts was op dat moment eng, dus ik wilde gewoon een oplossing.”

Angelique: “De huisarts verwijst haar door naar een cesartherapeut, waar ze ademhalingsoefeningen moet doen. Hij adviseert haar sportschoenen te kopen, een hartslagmeter en lekker te gaan rennen.”

Noor: “Zodat ik dan precies kon zien hoe intensief ik aan het sporten was en zodat ik ook kon zien: kijk en als je dan weer rustig op de bank gaat zitten gaat het allemaal weer omlaag. Dat ik op de bank ging zitten met die hartslagmeter van: hoe gaat het eigenlijk met mij en dan zag ik hem omhoog schieten. En dat is ook heel logisch, want als je angstig bent of als je een paniekaanval hebt, dat hoort erbij. En dan dacht ik: ‘nu gebeurt het weer en dit is dan echt het moment dat ik dood ga’.”

Angelique: “Een korte schets van haar achtergrond: Noor  is opgegroeid in een conservatief christelijk, warm gezin. Eerst in een dorp, daarna in de stad. Ze is heel jong getrouwd, op haar achttiende. Ze had haast om volwassen te worden, om zelfstandig te zijn. Trouwen bood uitkomst binnen het kerkelijk milieu. Haar man neemt ze in vertrouwen, maar hij weet zich geen raad met Noor’s angsten. Als ze een paniekaanval heeft, wordt hij boos, wat de paniek juist verergert. Hij schaamt zich voor zijn ‘hysterische’ vrouw.”

Noor: “Dat is heel slecht voor je zelfbeeld. Dat, plus een huisarts die vindt dat je niet moet graven. Er is al best wel een groot stigma voor mensen die met mentale klachten worstelen. En het helpt echt niet als dat in je persoonlijke kring nog even wordt aangezet. Want het enige wat je nodig hebt, nee niet het enige, maar het eerste is mildheid richting jezelf en acceptatie van wat er gebeurt in plaats van ook nog eens jezelf gaan straffen over, nou ja, het dal waar je in zit.”

Angelique: “Noor durft nauwelijks de straat op en raakt steeds meer in een isolement. Opnieuw stapt ze naar de huisarts.”

Noor: “De vraag was eigenlijk: mijn klachten verminderen niet en ik ben nog steeds heel erg bang en volgens mij moeten we toch gaan graven. Dus ik denk dat ik toch in gesprek wil gaan met een psycholoog. Ik had daar wel echt wat schroom, want sowieso is de drempel denk ik voor mensen hoog om aan te kloppen bij een psycholoog en om te zeggen: ik heb behoefte aan hulp op dit gebied. En als je huisarts de vorige keer heeft gezegd: ‘nou ga maar fysiek dit oplossen, ik geloof er niet in’, dan moet je toch wel sterk in je schoenen staan om dat te vragen. Dat heeft dus ook die drie maanden wel geduurd. En toen nog steeds ja, vond ik het gewoon heel spannend om daar om te vragen.”

Angelique: “Mondig zijn en voor jezelf opkomen, dat is nou precies wat niét lukt als je zo angstig en in de war bent. Pas als Noor toch expliciet vraagt om een doorverwijzing naar een psycholoog komt de huisarts met een verwijsbriefje. Noor heeft geen idee hoe ze aan een goede hulpverlener moet komen. Ze googelt wat en kan, na een paar weken wachten, terecht bij een zelfstandig psycholoog. Hij ontvangt haar in zijn woonkamer en zit vrijuit te roken tijdens het gesprek.”

Noor: “Ik weet nog goed dat ik een soort van verwachting had van een vragenlijst of van een aantal gerichte vragen van zijn kant waardoor hij uit zou vinden wat er met mij was en daar dan een oplossing voor zou bieden. En ik merkte al vrij snel, eigenlijk al in de eerste sessie, dat het andersom was. Dat je zelf moet aangeven ‘dit is er met mij en hier komt het door’. Terwijl ik juist eigenlijk het gevoel had dat ik daar helemaal niet toe in staat was. Dus hij vroeg ook aan mij: ‘waar komt het door die paniekklachten?’, en ik zei: ‘wist ik dat maar’. Maar goed, hij vroeg dan wel rustig door: ‘wat gebeurt er op dit moment in je leven en is er iets waar je stress of spanning door hebt’? En toen uiteindelijk kwam ik dan met: ‘ja, nou, ik ben net uit de kerk gestapt en dat is best wel spannend voor me’. En toen dacht ie: ‘ik heb beet’. En toen hebben we het daarover gehad, over wat het betekent om iets te kiezen tegen je opvoeding in of om mensen teleur te stellen of om te kiezen voor jezelf. En dat was op zich best een leerzame eerste les, maar daar ging geen vragenlijst, ook weer geen diagnose of iets aan vooraf. En ik had nog steeds wel erg het gevoel dat ik het zelf moest uitvinden wat er nou eigenlijk was met mij.”

Angelique: “Noor krijgt medicijnen voorgeschreven die aanslaan. Ze kan weer studeren. Goed gaat het niet, maar ze krabbelt wel wat op. De psycholoog zoekt de oorzaak in haar conservatief christelijke opvoeding en geeft haar adviezen om weerbaarder te worden. Veel dieper gaat het niet. Dat Noor getraumatiseerd is, komt niet naar boven. Het seksueel misbruik in haar vroege jeugd, dat ze diep heeft weggestopt, blijft voor hem verborgen.”

Noor: “Hij kwam met de metafoor van de labrador die heel graag zijn baasje wil pleasen, maar eigenlijk zelf ook heel speels is en van alles wil. En die metafoor daar had ik nog wel iets aan, dus ik dacht daar kan ik ook zelf mee verder. En daarnaast, doordat ik het toch niet helemaal het goed had uitgezocht en de huisarts het ook niet helemaal goed had uitgelegd, moest ik die sessies toch zelf betalen, dus ik kon dat ook niet meer opbrengen financieel. Dus dat was eigenlijk een reden voor mij om het af te ronden. En ik dacht: ik ga gewoon zelf hier mee verder, kijken wat de labrador wil en dan zien we het wel. Op dat moment dacht ik wel: ‘pfoe, wat is dit dan een klus, want dit verhelpt niet alles, maar ik ga hier wel mee aan de slag’. Ik denk nog steeds dat het een redelijk goed advies is voor iemand die in elkaar steekt zoals ik, maar er was niet een aha-moment van ‘dit is de oorzaak van alles’. En de echte rust waar ik op gehoopt had, die kwam niet.”

Angelique: “Ze moet zich nu alleen zien te redden, houdt ze zich voor. Om zichzelf te motiveren adopteert ze een puppy en gaat ze hard aan de slag met de adviezen.”

Noor: “Ik had geleerd in therapie dat voor iets of iemand zorgen de stress bij jezelf kan weghalen. En ik dacht ‘dan moet ik veel en lang die straat op’, waar ik toch een beetje bang voor ben geworden. Dus dan word ik wel naar buiten getrokken en dan is er ook een ritme. Dat was ook allemaal heel vrolijk en heel logisch en heel goed denk ik. Dat hielp. Maar toch niet voor heel lang.”

Angelique: “Noor zit inmiddels in het laatste jaar van haar studie. Het blijkt ook het laatste jaar van haar huwelijk. Ze belandt opnieuw in een crisis en gaat na een half jaar weer naar dezelfde psycholoog. Al snel beseft ze dat hij haar weinig meer te bieden heeft. Ze heeft gehoord dat haar huisartspraktijk inmiddels een praktijkondersteuner in dienst heeft genomen en vraagt of ze daar terecht kan. Opnieuw op eigen initiatief.”

Noor: “Dat was een vrouw die eigenlijk heel goed was, met wie ik voor het eerst wel een soort van klik had, in ieder geval vertrouwen dat ze mij ging helpen. Alleen na een aantal sessies gaf zij aan dat wat er allemaal speelde eigenlijk te heftig was voor een praktijkondersteuner en dat het toch beter was als ik naar de GGZ-afdeling in het ziekenhuis ging.”

Angelique: “Zeven cruciale maanden moet Noor wachten, in de periode dat ze de hulp het hardste nodig heeft; helaas een veelvoorkomend verhaal.”

Noor: “Een GGZ-instelling in een ziekenhuis is echt in het ziekenhuis, zo’n vleugel. En ik weet nog dat ik het vanaf het begin al heel klinisch en kil vond. Het was nogal een schril contrast met, zeg maar, die man die zat te roken in zijn eigen werkkamer. En ik weet ook nog na die maanden wachten kwam ik daar aan en ik zou twee afspraken achter elkaar hebben. Eerst met de psycholoog een intake en dan met de psychiater een intake. En ik kwam aan en ik hoorde al: ‘je psychiater heeft zich ziek gemeld, dus dat gaat niet door’. Nou, toen ben ik in huilen uitgebarsten, want ik was al zo lang aan het wachten. Dat werkt trouwens heel goed in de GGZ. Je moet altijd huilen als je niet geholpen wordt.

Maar toen hebben ze dus wel iemand ingevlogen die er toch wel was, want ze hadden meerdere psychiaters op die afdeling, die wel even een half uurtje naar mij kon kijken en die ook wel zag van: pfoe, ze huilt wel erg veel en ze ziet het echt niet meer zitten. Dus ze wisten daar wel: we moeten het echt serieus gaan aanpakken. Het eerste ding was eigenlijk om een persoonlijkheidsonderzoek te gaan doen. Om te kijken of daar iets van persoonlijkheidsproblematiek zat. En dat duurt dan een aantal weken. Dat zijn enorme vragenlijsten. Daar kwam toen uit dat ik een borderline persoonlijkheidsstoornis heb of had.”

Angelique: “Ze vindt de diagnose confronterend, maar de behandeling kan nu tenminste echt van start. Ze krijgt een combinatie van gesprekken, medicijnen en psychomotorische therapie, wat haar een stuk verder brengt.”

Noor: “Dat was eigenlijk wel interessant, want ik werd in een gymzaal gezet met een behandelaar en een bal en een hoepel, enzo. Soms kan het tegen je werken als je verbaal sterk bent in cognitieve therapie of kan je wel eens een keer uitgepraat zijn of kan je zo veel praten dat je niet hoeft te voelen. En psychomotorische therapie was voor mij echt wel een uitkomst, omdat dat allemaal niet kon. Ik kon niet zoveel zeggen, en ik dacht meteen: ‘oh ja, dit is een terrein waar ik helemaal niet handig ben, ofzo’. Dan moest je met een basketbal gaan gooien. Maar juist daardoor komen er allerlei frustraties omhoog of leer je ook fysiek met grenzen – bijvoorbeeld: van hoeveel ruimte wil je om heen bewaren waar anderen niet in mogen komen – om daar mee te leren spelen. Dat was wel een eyeopener voor me.

En wat ik vooral me herinner van die behandeling, is dat ik mocht gaan oefenen met alles wat er tussen 1 en 10 qua kracht zit. Door een basketbal eerst heel zachtjes te stuiteren – 1, 2 – en dan steeds harder tot 10, zeg maar, en dan mocht ie ook tot aan het plafond schieten. En daarna het ook weer af te bouwen. En ik leerde toen: oh ja, er is een heel scala aan emoties en ook aan heftigheid ervan en ik kan daar eigenlijk best in doseren. Borderline wordt tegenwoordig ook wel emotieregulatiestoornis genoemd. Dus het reguleren van emoties en daarin oefenen van ‘kan ik dit ook een beetje voelen’ of ‘mag ik dit ook een keer heel erg voelen zonder dat iemand ervan schrikt’, want het is een behandelaar die dat gewend is. Het was allemaal heel zinvol voor mij.”

Angelique: “Noor durft weer stappen te nemen. Ze krijgt een nieuwe woning in een andere woonplaats en vindt een fulltime baan. Een vriend van haar heeft goede ervaringen met een antroposofische instelling. Noor regelt een doorverwijzing en kan een paar maanden later bij de instelling terecht. De sfeer is warmer en persoonlijker dan in het ziekenhuis. Ze krijgt groepstherapie en kunstzinnige therapie.”

Noor: “Ik weet nog heel goed dat ik op een gegeven moment naar een kunstwerk van mezelf keek en dat ik dacht: ‘oh dat ben ik, dat heb ik gemaakt en dit is echt iets van mij en het geeft ook echt iets essentieels over mij weer’. En dat kon ik dan met woorden niet zo goed vertellen. En dat deel van de therapie stond ook heel erg in het teken van autonomie, eigenlijk. Want als je moeite hebt met grenzen en met ‘wat is de wil van iemand anders’ en ‘wat is je eigen wil’ en ook toch een beetje opkomen voor jezelf daarin. Dan zijn autonomie en zelfexpressie vaak een beetje onderontwikkeld. En dat was bij mij zeker het geval. Dus dat heb ik in die periode geleerd, dat daar heel veel in te ontdekken valt en dat dit mij ook sterker maakte. Mijn behandelaar zei na een aantal maanden: ‘ik heb dus die borderline diagnose meegekregen vanuit je vorige behandelaar, maar ik herken het eigenlijk niet zo’.”

Angelique: “Haar behandelaar vindt de diagnose te absoluut en stelt er voorzichtig vraagtekens bij. Het gedrag dat bij een borderline persoonlijkheidsstoornis hoort, kan wijzen op een trauma. Dit is de eerste hulpverlener die in de buurt komt van wat er met Noor is gebeurd. Een trauma dat ze zich nog altijd niet herinnert.”

Noor: “Ja, in die periode voelde ik me eigenlijk best wel sterk, in de zin dat ik het gevoel had dat ik echt iets geleerd had van therapie. Dat ik wel ook wist: ik heb misschien een aanleg voor depressie en voor angst en paniekklachten en dat zal heus nog wel eens terugkomen in de toekomst. Maar ik had wel op zich het idee dat we belangrijke stappen hadden gezet richting stabilisatie. Maar de vraag daaronder van waarom heb je dat dan en waarom word je dan eens in de zoveel tijd depressief, die was eigenlijk nog niet helemaal geadresseerd.

Er zijn eigenlijk in die maanden een paar dingen tegelijk gebeurd. Een ding is dat ik tegen mensen die dicht bij me stonden eerlijker ging vertellen wat er eigenlijk allemaal in mijn huwelijk was gebeurd en dat daar toch wel sprake was geweest van grensoverschrijdend gedrag en dat dit ook traumatisch voor mij was geweest.”

Angelique: “Dan ziet Noor een interview met Griet Op de Beeck op televisie. De schrijver vertelt dat ze als kind is misbruikt.”

Noor: “Ik weet dat ik het heel heftig vond om die uitzending met dat interview te zien, waarin zij dus vertelt hoelang ze het niet heeft geweten en waarin ze ook wel bestookt wordt met vragen over twijfel. Maar ook waarin ze heel duidelijk weet te vertellen wat zoiets met je doet. Ik vond het heel heftig om die aflevering te zien. Het is een proces van drie, vier dagen nog daarna geweest dat er een soort van aardbeving in mij ontstond. Ik kon dat gewoon niet meer tegenhouden. Ze zeggen wel eens in de GGZ als je een bal onder water duwt: ‘hoe harder je hem onder water duwt hoe harder je die op een gegeven moment in je gezicht krijgt’. Dat heb ik ook echt gevoeld zeg maar. Je kan iets echt heel hard wegduwen, het stuitert op een gegeven moment toch wel omhoog. Dat heeft vanaf dat moment dat ik dat interview zag een paar dagen geduurd, totdat het zo ging shaken dat ik eerst tegen mijn broertje zei heel voorzichtig: ‘hé ik denk dit wel eens en wat heb jij voor herinneringen aan die persoon’? Die reageerde toen al wel direct geschrokken. Toen was het echt een kwestie van een paar uur daarna, dat ik hem opbelde van: ‘Oké, je moet me komen ophalen, want ik ben in elkaar gestort en ik moet iets gaan vertellen’.”

Angelique: “Noor vertelt bij haar ouders op de bank dat ze als kind seksueel is misbruikt. Door een vriend van de familie, die dichtbij woonde. De familievriend is in Noor’s herinnering sterk verbonden met het verzorgen van hun konijnen rondom het huis. Ze was nog heel jong: het gebeurde rond haar vierde en vijfde levensjaar. Als het hoge woord eruit is, reageert ze heel fysiek: ze begint heftig te shaken en moet overgeven.”

Noor: “Nou, wat ik heel knap vind van mijn ouders is dat er vanaf dat moment, hebben zij eigenlijk alles gedaan om mij te steunen zonder daar nog vraagtekens bij te hebben, ofzo, of zonder ‘ja, maar het was een vriend’. Het is voor ouders ook heel heftig om je zoiets te realiseren en om ook te weten: ik was er niet en ik wist het niet. Ik moet er even goed bijblijven. Ja want, ik heb een soort van wens om het heel goed te vertellen en daarmee ga ik me helemaal inleven.”

Angelique: “Het is voor Noor zwaar om terug te gaan naar de periode dat ze seksueel werd misbruikt. Ook tijdens ons gesprek moet ze ervoor waken dat ze niet alles gaat herbeleven. Dan wordt ze weer het bange meisje dat aan een kwaadwillende volwassene is overgeleverd. En dan wordt ze overmand door de fundamentele angst die er onderhuids altijd is – en waarmee ze al die jaren heeft rondgelopen. Ze vertelt verder. Vlak na het gesprek met haar familie voelt ze zich ziek.”

Noor: “Dan heb je eerst een paar heel gekke dagen waarop het is alsof je een flinke griep hebt, maar dan een heel andere ziekte. Met rare nachten met nachtmerries en overdag steeds als je erover gaat praten dat je toch weer moet gaan braken en lichte, nou ja wat er eerder was gebeurd, dat dat dan in het klein zich herhaalt.”

Angelique: “Daarna gaat het snel. Ze schrijft een lange mail aan haar behandelaar die meteen tijd voor haar vrijmaakt. Ze krijgt EMDR, een kortdurende traumabehandeling die goed aanslaat.”

Noor: “Wat je doet is dus teruggaan naar een traumatisch moment en je koppelt daar een uitspraak over jezelf aan. Bijvoorbeeld: ‘ik ben machteloos’. Wat ongeveer de waarste zin was die ik kon zeggen over wat er gebeurd was. En aan het einde van de sessie ging je dan toewerken naar een zin die je eigenlijk zou willen geloven over jezelf. En dat was in mijn geval: ‘ik ben sterk’ of ‘ik ben waardevol’ of zelfs ‘ik ben schoon’ moest ik een aantal keer doen, gewoon hygiënisch schoon. Dat is wat EMDR is. Dat is wat wij gingen doen in combinatie met exposure. Exposure is het in een veilige setting eigenlijk met je angst geconfronteerd worden. Zoals ze dat wel zeggen over spinnenfobie, maar dat kan je dus ook met je eigen herinneringen doen. Door dat op te roepen, bijvoorbeeld door er in detail over te vertellen, maar in mijn geval ook door bepaalde geuren of voorwerpen of foto’s die met die situatie te maken hadden mee te nemen naar een sessie. Ik heb er op een gegeven moment zelfs met een zakje hooi, konijnenhooi, gezeten om dat te ruiken, omdat geur en herinnering zijn eigenlijk heel nauw aan elkaar gekoppeld.”

Angelique: “Noor krijgt een nieuwe diagnose van haar behandelaar: PTSS, een Post Traumatische Stress Stoornis.”

Noor: “Je kunt dus een soort van uitgestelde traumareactie ergens op hebben. Ik kon op mijn 26ste voor het eerst echt nachtmerries gaan krijgen over wat er op mijn vierde en vijfde gebeurd was. En nachtmerries is een belangrijk symptoom van PTSS. Iets anders was dat mijn concentratie heel slecht was. Dat ik me lastig op dingen kon focussen. Dat ik enorm schrikachtig werd. Dus als iemand mij van achteren benaderde en een hand op mijn rug legde, nou, dan zat ik tegen het plafond. Zo nog een aantal dingen die eigenlijk nieuw waren, maar die bij het uitpakken van dat allerpijnlijkste hoorde. En tegelijk realiseerde ik mij ook dat ik dus eigenlijk mijn leven lang al een vorm van PTSS had gehad, want al die andere klachten, tuurlijk die zijn te verklaren door dat het zo klein al zo misgaat. Als je denkt over autonomie en grenzen en een labrador die iemand wil pleasen. Dat je gewoon nooit hebt geleerd al vanaf zo klein om voor jezelf op te komen of om ‘nee’ te mogen, durven, willen zeggen. Om voor jezelf te zorgen, ja, dat neem je mee in je volwassenwording.

En ik denk vanaf het eerste moment dat ik paniekklachten kreeg, dat dit heeft meegespeeld. Een combinatie dus met de spanning van voor het eerst wel voor mijzelf gaan kiezen en de spanningen die er op dat moment waren in mijn huwelijk, wat eigenlijk ook een herhaling was, die keuze, van wat er vroeger al verkeerd was gegaan. Wat ik prettig vond aan deze diagnose, dat klinkt misschien gek, maar dan weet je: ‘oh, het komt ergens door en het is extern en het zit niet in mij’, behalve dan dat het misschien in mij geplaatst is, maar ik kan dus ook meer zijn dan dit. En ik kan, als ik het goed begrijp, PTSS overwinnen of daarvan genezen worden. En dat is ook echt wel waar gebleken tijdens die intensieve behandeling.”

Angelique: “Een paar maanden later is ze ver genoeg in haar behandeling om te worden doorverwezen naar een centrum voor intensieve traumabehandeling. Ze gaat daar intern, twee slopende, maar helende weken.”

Noor: “Dat zijn heel intensieve dagen waarop je ’s ochtends een exposuresessie hebt, dus vertellen, vertellen, vertellen over wat er gebeurd is. En ze hebben daar heel nasty trucjes om alles terug te halen, tot en met dat ze op de computer geluiden van een hijgende man aanzetten waar je dus echt je paniek van door het plafond schiet. En dan moet je dus leren:  ‘ik overleef dit, er gebeurt niets, ik word niet bang, ja, ik word wel bang, ik word niet gek, ik hoef niet te vluchten, het gebeurt niet nog een keer, ik kan dit doorstaan’. Dan ben je gesloopt. Dan moet je sporten, bewegen. En dan ’s middags dan krijg je EMDR. Dan is het dus ook heel vers, want het is ’s ochtends al helemaal naar boven gehaald de angst en ’s middags gaan ze die afbreken. Dat is gewoon een grote reset eigenlijk van je hele angstsysteem. Dat heeft bij mij heel goed gewerkt. Je kan daar niet zeg maar, want dat is eigenlijk het trucje waardoor PTSS in stand blijft, dat van die bal onder water duwen, dat vermijden, dat lukt niet in zo’n intensief programma.”

Angelique: “Noor heeft last van overweldigende schuld en schaamte. Dit is een veelvoorkomend mechanisme bij slachtoffers van seksueel misbruik. Diep van binnen is er altijd een stemmetje dat zegt: ‘het lag aan jou, het is je eigen schuld’. De dader is overleden, maar het voelt nog altijd alsof ze hem verraadt.”

Noor: “Er is heel veel schuld en schaamte in het hele proces geweest. Gaf ik mijzelf de schuld? Ik voelde me enorm schuldig over het feit dat ik hem nu ging verlinken. Hoewel, hij is al een tijdje dood. En dat was ook in 2017 al zo toen ik hierover ging praten. Dus er is ook nooit een confrontatie geweest. Maar als je het over schuld en schaamte hebt dat is heel raar wat een dik slot daar op zit van ‘dit mag je echt absoluut met niemand delen’. Terwijl ik niet een herinnering heb aan een verbale afspraak daarover, ofzo.”

Angelique: “Noor heeft een dubbel gevecht geleverd. Met het diep weggestopte trauma. En met de hulpverlening, die meermaals géén of de verkeerde diagnose stelde. Ze is nu zeven jaar verder. Als nabehandeling krijgt ze schematherapie, waarin ze leert oude patronen te doorbreken.”

Noor: “En er zit vaak ook ergens een kritische ouderstem. Dat is niet je eigen ouder, maar gewoon dat kritische stemmetje dat steeds kritiek op je heeft of je wil ondermijnen. En ergens zit ook een kwetsbaar kind dat al die angst en dat verdriet nog voelt. En voor mij is nu de uitdaging vanuit die gezonde volwassene te gaan sturen, weer autonomie, maar om daarin ook voor dat kwetsbare kind ook met terugwerkende kracht te zorgen. En ik geloof dat dat kan, maar dat is wel een klus.”

Angelique: “Ze zal het trauma de rest van haar leven met zich meedragen, maar ze wordt niet langer verlamd door angst. Er zijn weer momenten dat ze zich vrij en gelukkig voelt. Dan is de lucht weer blauw, zoals ze dat treffend omschrijft.”

Noor: “Ik weet van mijzelf hoe sterk ik ben eigenlijk door dit allemaal. En dat geeft mij wel een soort van basale rust dat zelfs als er nog een keer een paniekaanval opduikt of als ik me somber voel. Ik zak niet meer ergens doorheen. Waar voorheen geen bodem was, is die er nu wel. Ja, ik weet gewoon: overal onder zit wel een soort rust.”

Angelique: “Je hoorde Noor. Meer weten over deze podcast? Kijk dan op komteenmensbijdedokter.nl. Je vindt hier uitgebreide informatie over hoe je de zorg krijgt die je nodig hebt. Deze podcast is een initiatief van de Alliantie Gezondheidszorg op Maat. Mijn naam is Angelique Houtveen.”