Delen

Transcript podcast “ADHD is geen excuus, wel een verklaring.”

Nina: “Ik was ook gelijk heel erg opgelucht van, o ik ben niet gek. Dat het niet aan mijn gebrek aan doorzettingsvermogen of aan mijn gebrek aan IQ of zo zou liggen dat ik, dat bepaalde dingen gewoon maar niet lukten elke keer. En dat ik niet slecht georganiseerd was omdat ik geen discipline had of zo. Dat was heel fijn. Ik bedoel, dat betekende niet dat ik de schuld allemaal buiten mezelf kan leggen of zo. Dat ik kan zeggen van, ah ja, nee maar ik heb ADHD dus, sorry, maar dit lukt me allemaal niet. Maar wel een soort van verklaring van waarom bepaalde dingen niet zijn gelukt in mijn leven.”

Angelique: “Aan het woord is Nina, nu 28 jaar. Nina heeft ADHD. Maar daar komt ze pas achter als ze al volwassen is.   

Dit is ‘Komt een mens bij de dokter’. En ik ben Angelique Houtveen. In deze podcast horen we verhalen uit de spreekkamer. Intieme, ontroerende en opzienbarende verhalen. Van mensen die lang niet altijd de hulp krijgen die ze nodig hebben.

Ik praat met Nina. Als kind heeft ze grote moeite om zich te concentreren. Rijtjes stampen, grammatica, rekenen… bepaalde onderdelen krijgt ze maar niet onder de knie.” 

Nina: “Nou, ik zat op Montessorionderwijs, dus dat was redelijk zelfstandig al vrij snel. Dat je geen klassikale lessen hebt. Maar dat je zelf een boekje had. Maar dat moest je zelf organiseren en dan laten aftekenen door de juf. En ik herinner me wel dat ik- Toen we uiteindelijk dan in groep acht zeg maar, dat je naar de middelbare school gaat, op bepaalde dingen scoorde ik heel goed. Dus ze hielden dan bij je taal en je rekenen en aardrijkskunde, dat soort dingen. Dat ik op heel veel dingen gewoon heel gemiddeld en oké scoorde. Maar bijvoorbeeld rekenen liep ik heel erg mee achter. Lezen deed ik heel goed, maar grammatica ben ik nog steeds slecht in. Dat kan ik me heel goed herinneren dat ik nog steeds de tafels niet kon. En dat ik elke woensdagmiddag dan bijles moest krijgen met het clubje met andere loserkindjes die ook geen tafels konden. En dat- Ja, daar had ik dus al- Ik had bepaalde stukjes, daar ontwikkelde ik me dus niet helemaal goed in. En ik kan ze nog steeds niet. Dat is nooit meer goed gekomen.”

Angelique: “Op de basisschool trekt niemand aan de bel. Leraren herkennen de signalen niet, en haar ouders hebben ook geen idee. Ze wordt structureel verkeerd ingeschat: als een leerling met een laag niveau. Op een dag moet ze nablijven omdat ze haar werk niet af heeft. Nina raakt in paniek.”

Nina: “Ik moest mijn taak afmaken en het lukte helemaal niet. Want ik was moe. En het was allemaal heel spannend geweest. En dat mijn moeder mij uiteindelijk heeft opgehaald overstuur van joh, volgens mij is dit- Schiet dit een beetje zijn doel voorbij. Ik snap dat ze dingetjes moet afmaken, maar dit heeft weinig zin zo. Dus dat kan ik me nog wel heel goed herinneren. Nou ja, ook inderdaad dat ik dus met bepaalde dingen achterliep. Daar was ik me wel bewust van.” 

Angelique: “Op de basisschool weet ze zich met veel doorzettingsvermogen te redden. Ze krijgt een havo-vwo-advies. Na de brugklas gaat ze naar de havo. Met hard werken komt ze ook daar een eind. Maar halverwege de derde klas loopt ze vast.” 

“Ik heb mijn kamer denk ik in alle kleuren van de regenboog geschilderd in die periode. Maar huiswerk maken was heel moeilijk.”

Nina: “De lagere school is natuurlijk nog redelijk veel sturing. En vervolgens op de middelbare school elk jaar krijg je steeds minder sturing daarin. En ik denk dat ik daar gewoon een beetje in verzoop. Dat ik steeds meer zelfstandig moest gaan doen. Steeds meer zelfstandig gaan organiseren. Huiswerk maken. Steeds meer huiswerk. Ik heb mijn kamer denk ik in alle kleuren van de regenboog geschilderd in die periode. Maar huiswerk maken was heel moeilijk. Dus dat was een beetje een glijdende schaal. Ik denk, achteraf gezien zal dat- Heeft dat met mijn concentratie te maken gehad. Maar ja, omdat ik niet spijbelde, omdat ik verder geen problemen maakte in de klas, omdat ik sociaal was en alles net aan me lukte en ik een vlotte babbel had, is dat nooit echt gesignaleerd.”

Angelique: “Op school wordt niet gesignaleerd dat er meer aan de hand is.”

Nina: “Ik denk pas toen ik zestien was en stiekem ging roken en drinken, dat mijn moeder zich toen zorgen begon te maken. Maar daarvoor is denk ik echt niemand, mijn middelbare school niet, mijn lagere school. Ik denk, mijn ouders hebben echt absoluut niet gesignaleerd dat er mogelijk iets anders aan de hand was, omdat ik altijd heel erg mijn best deed. En omdat ik gewoon ook klassieke pubergedrag vertoonde. Ik denk dat niemand zich daar bewust van was, nee.” 

Angelique: “Haar cijfers kelderen. Ze moet van school, naar het VMBO.”

Nina: “Daar was ik heel gelukkig omdat ik- Ik voelde me daar heel geaccepteerd in de klas. Ik was heel erg punk vroeger. Ik liep met een hanenkam rond. Ik zag eindelijk ook dat ik dingen kon. Daarvoor was het altijd een gevecht om te studeren, om het bij te kunnen houden, om het allemaal te snappen. En daar had ik ook succeservaringen. En daar had ik soms ook mijn huiswerk eerder af of hoefde ik mijn huiswerk niet te doen omdat ik het in de klas al had afgemaakt. Dan kon ik iemand anders gaan helpen. Er waren docenten die me stimuleerden ook om andere dingen te gaan als ik me verveelde.” 

“Dat schooljaar leidde uiteindelijk tot een vmbo-diploma. En dat was niet wat ik had gedacht van tevoren. Sterker nog, ik dacht, ik ga naar havo, vwo.”

“Het was heel fijn om eindelijk een keer op school te zitten en het naar mijn zin te hebben. In een leuke klas te hebben. En het gevoel te hebben dat je wordt begrepen door de docenten. Dat was heel fijn. Maar dat hele schooljaar leidde uiteindelijk tot een vmbo-diploma. En dat was niet wat ik had gedacht van tevoren. Sterker nog, ik dacht, ik ga naar havo, vwo. En misschien kan ik nog wel vwo doen. En dat ik uiteindelijk een heel leuk schooljaar had op het vmbo, dat was mooi. Maar het was helemaal niet wat ik wilde.”

“En dat voelde wel echt alsof dat ik gefaald had. En ik wist ook absoluut niet meer wat ik nou moest gaan doen. Want ik vond leren wel leuk. En mbo-opleidingen zijn gewoon vaak heel praktisch van aard. En ik zag mezelf dat nog niet doen. Juist ook theorie had ik wel behoefte aan. Maar wat? Ik was zestien. En ik was nu klaar met school. En er werd me wel aangeboden om nog een keer, om dan havo alsnog te gaan doen. Dus dan vier havo weer. Maar dat zag ik ook niet meer zitten. Ik had inmiddels al zolang op school gezeten voor mijn gevoel. Dat, ja.”

“Maar een hbo-opleiding waar je ging studeren, dat zag ik voor ogen. Niet een vmbo-opleiding of een mbo-opleiding. Want uiteindelijk ben ik dus naar het mbo gegaan, naar een kappersopleiding. Ja, en daar heb ik me echt de pleuris verveeld. Het was echt heel saai.”

Angelique: “Nina’s ouders betalen voor een privé kappersopleiding. De leerstof is te makkelijk voor haar. Tegelijkertijd heeft ze nog steeds concentratieproblemen, waardoor ze de praktijkopdrachten nauwelijks volhoudt. Ook op deze school beseft niemand dat er meer aan de hand is met Nina. Ze raakt gedesillusioneerd.” 

Nina: “Ja, ik kan me nog heel goed herinneren dat we met zijn vijftienen of zo op een rij van die mooie kappershoofden. En dan moesten gaan permanenten en dat dan de hele ochtend lang. Dus van negen uur ’s ochtends tot half één ’s middags. Alleen maar gaan permanenten op zo’n hoofdje gaan zetten zodat je leert hoe je dat strak moet zetten. En dat je oma met een mooi kapsel naar buiten kan lopen. En toen dacht ik, dit is echt moeilijk om heel lang geconcentreerd te werken. En dit is echt super saai. Vervolgens hadden we theorieles, maar dat was echt één keer in de week. En dat was gewoon heel simpel voor mij. Ik zat dan in de pauze dat theorieboek door te lezen en dan had ik het voor de les af. En dan vervolgens hadden we de les zelf. En nou ja, dan had ik het eigenlijk al wel begrepen. Dus dan ging ik de meisjes in de les die het nog niet begrepen, hielp ik dan. Nou, dan kreeg ik vervolgens ruzie met de docent mee, omdat ik niet door de les mocht praten. Ik denk dat dat het begin is geweest van heel veel frustratie over dat je je verveelt. Vervolgens daar iets nuttigs mee probeert te doen. En dat niet herkend wordt dat je je eigenlijk verveelt. Dat het te makkelijk is. Of dat iets soms ook te lang duurt gewoon. En het gevoel dat ik dom was. Want ja, ik was uiteindelijk degene die daar steeds in de discussie kwam met docenten. En heel erg ongelukkig daarvan werd. En dat- Begon ik- Kan ik überhaupt wel een kappersopleiding? Weet je, als ik niet eens een paar uur lang geconcentreerd die opdrachten kan afronden. Als ik niet eens rustig in de les kan zitten. Ik bedoel, wat kan ik dan wel?” 

“Kan ik überhaupt wel een kappersopleiding? Weet je, als ik niet eens een paar uur lang geconcentreerd die opdrachten kan afronden. Als ik niet eens rustig in de les kan zitten. Ik bedoel, wat kan ik dan wel?”

Angelique: “In eerste instantie dacht je juist dat je te slim was en later te dom.”

Nina: “Nou ja, als er maar vaak genoeg mensen tegen je vertellen dat je je mond moet houden, dan ga je je vanzelf wel dom voelen. Als er niemand is die je uitdaagt. En die tegen je zegt van, waarom zit je nu de hele les met je klasgenoten te ouwehoeren? Nou, omdat ik alles al heb gelezen en omdat ik het denk te begrijpen, want ik kan het uitleggen aan iemand anders. Ja, als niemand dat aan je vraagt dan ga je aan jezelf twijfelen. Tenminste, ik ga dat doen. En ik denk wel andere vrouwen ook.”

Angelique: “Ben jij zelf op een bepaald punt naar de leraren toe gegaan? Heb je het met ze hierover gehad?”

Nina: “Elke keer als ik het ter sprake probeerde te brengen dat ik me verveelde, dan kreeg ik eigenlijk elke keer hetzelfde te horen. Ja, dit zijn nou eenmaal de lessen en je moet dit leren. Ik kan ook nog steeds heel veel dingen niet. Weet je, die tafels kon ik nog steeds niet. De grammaticaregels kon ik nog steeds niet. En daar ligt wel een focus op bij mbo-opleidingen ook om dat te doen. Dus voor een docent zie je een student die eigenlijk zeer middelmatig presteert op een aantal gebieden. En in andere vakken eigenlijk een beetje loopt te klieren. Dus ik werd niet heel erg serieus genomen.”

Angelique: “Binnen een half jaar houdt Nina het voor gezien. Ze voelt zich schuldig: haar ouders hebben veel geld betaald voor de privé-opleiding. Dan maar naar de reguliere kappersopleiding, denkt ze. Ze moet toch wát.” 

Nina: “Dat was nog verschrikkelijker. Daar kwam ik binnen en zei de docent, jullie hebben tot drie uur les. Daar zijn de kapperspoppen. Ik moet nog even verslagen aftikken en veel plezier ermee. En dan gingen de vaak meiden die op zo’n kappersopleiding zaten, die gingen lekker aan de slag met hun eigen hoofden knippen of, nou ja, haren doen, make-up doen. En dat vond ik gewoon niet zo interessant. En ik dacht, ja ik zit hier om te leren dus ik wil wat doen, maar de docent is nu weg. Die meiden daar valt ook niet echt mee te praten want die hebben het over wat de laatste beste mascara is. Dat vind ik niet zo interessant. Dus daar ben ik ook echt binnen een paar maanden, ben ik daar gestopt.”

Angelique: “Waar hoort ze dan wel thuis? Wat moet ze aan met haar leven? Ze weet het niet meer. Nina besluit zelf om hulp in te schakelen.”

“Drie middelbare scholen, twee mbo-opleidingen. En ik ben net achttien.”

Nina: “Ik wist niet waar het aan lag en waarom het niet lukte om dingen af te maken. Dat gevoel, dat heb ik heel lang met me meegedragen. Waarom lukt het mij nooit om iets af te maken? Want ik ben altijd aan heel veel dingen begonnen, maar waarom lukt het me niet om het af te maken? Drie middelbare scholen, twee mbo-opleidingen. En ik ben net achttien. Weet je, dat-“

Angelique: “Ben je naar de huisarts geweest?”

Nina: “Ja, volgens mij heb ik gewoon een doorverwijzing gevraagd bij de huisarts naar de psycholoog. En daar aangegeven van, ik loop vast en ik weet niet wat ik moet doen en ik heb hulp nodig.”

Angelique: “Bij de psycholoog vult ze een lange vragenlijst in. Maar de diagnose ADHD komt er niet uit. Ze krijgt te horen dat ze een theatrale persoonlijkheid heeft. Ze voelt zich niet serieus genomen.”

Nina: “Volgens mij heb ik echt drie gesprekken daar gehad en ben ik toen weggegaan omdat ik gewoon het gevoel had dat het helemaal niet aansloot bij wat mijn vraag was. Ik wist ook niet wat mijn hulpvraag was. Daar is niet, naar mijn idee niet de tijd voor uitgetrokken om dat ook uit te zoeken. Ik heb daar die testen ingevuld en al die vragenlijsten en daar zou uit moeten blijken wat er is. Daar bleek niet uit dat ik ADHD had en daar bleek niet uit dat ik een psychiatrische stoornis had. Dus heb je met een achttienjarige te maken die niet weet wat ze wil met haar leven.” 

Angelique: “Had je het gevoel dat hij of zij jou serieus nam?”

Nina: “Nee, nee. Helemaal niet.”

Angelique: “Nina krijgt een vriend die tien jaar ouder is. Ze gaat op haar achttiende met hem samenwonen. Om geld te verdienen werkt ze in de horeca. Daarna als assistent in de zorg. Ze is een harde werker en krijgt waardering. Maar ze mist de mentale uitdaging. Is dit het dan, de rest van haar leven? Ze raapt al haar moed bij elkaar en begint opnieuw aan een opleiding: MBO Sociaal Werk.”

Nina: “En toen kwam ik er dus weer achter dat ik me eigenlijk, aan de ene kant, weer rekenen en taal ging weer heel erg slecht. Maar tegelijkertijd, me ook heel erg verveelde. Heel laag niveau. Het was de pedagogische opleiding samen met de sociaal werk-opleiding, dus je had dan een meisje die in de kinderopvang wilde werken. Ik was inmiddels bijna 21. Daar zaten meiden van 16, die dus net van het vmbo af kwamen. Dus ik voelde daar het gat weer groter worden.” 

Angelique: “Tot haar geluk ontdekt ze dat er een route blijkt te bestaan om rechtstreeks naar het HBO te gaan. Als Nina 21 jaar is, doet ze een zogenaamde 21+ test voor het HBO. Ze slaagt en begint aan de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Dat lijkt goed te gaan. Maar Nina kan geen maat houden. Het voelt alsof ze tien ton energie heeft, en ze neemt veel te veel hooi op haar vork.”

Nina: “Ik werkte nog steeds zo’n 28 uur per week in de zorg. Ik was ondertussen met punkbandjes van vrienden van me, was ik elk weekend op stap. Die waren aan het toeren en dan ging ik mee om de merch te organiseren. Dus ik deed heel veel dingen. En ik dacht ook wel dat ik dat allemaal kon, tegelijkertijd. Ik deed nog vrijwilligerswerk zelfs. Dus ik stortte op een gegeven moment gewoon in. Ik kon dat allemaal niet meer combineren. En dat snapte ik ook niet. Ik vond dat heel normaal, dat dat maar gewoon allemaal moet kunnen. En ik was nu toch eindelijk aan het doen wat ik altijd al wilde, dus waarom zou ik dan nu opeens geen energie meer hebben daarvoor? Dus toen stond ik heel snel stil. Ik denk dat ik uiteindelijk een half jaar, halverwege het schooljaar, uitviel omdat ik gewoon echt te veel op mijn hals had genomen.”

“Ik denk dat ik uiteindelijk een half jaar, halverwege het schooljaar, uitviel omdat ik gewoon echt te veel op mijn hals had genomen.”

Angelique: “Wat gebeurde er precies met je?”

Nina: “Ik had een les waarin ik een presentatie moest geven en dat vond ik altijd heel erg leuk om te doen. En ik stond voor die klas en ik wist precies waar ik het over moest hebben. En ik dacht, ik weet het niet meer. Wat moest ik nou zeggen en waarom moest ik dit nou ook alweer zeggen? En een paniekaanval, weer. En dat is een terugkerend thema.” 

Angelique: “De huisarts stelt vast dat Nina overspannen is. Een half jaar lang kan ze niks. Een bezoekje aan de supermarkt is al een opgave. Ze gaat opnieuw naar een psycholoog, die haar helpt om weer een beetje op de been te komen. Haar concentratieproblemen komen wel aan de orde, en de term ADHD valt een keer. Maar de juiste diagnose wordt nog altijd niet gesteld. Als het wat beter gaat, pakt Nina haar studie weer op. Als ze nou maar heel hard haar best doet, moet het lukken. Denkt ze.”

Nina: “In week één was ik dan altijd netjes begonnen met een planning maken, met uitzoeken met wat ik dan allemaal moest leren, en met dat te organiseren. Week twee was ik aan het studeren en week drie verloor ik mijn concentratie, en lukte het me allemaal niet zo meer, raakte ik het overzicht kwijt, liep mijn planning niet meer. En eigenlijk vanaf week vier was ik totaal aan het stressen voor alles wat er niet lukte. Als je zegt tegen je medestudenten van, joh ik ben gestrest want we hebben, binnenkort hebben we dat examen, dan zegt iedereen, ja dat ben ik ook. Maar met het verschil dat zij soms helemaal nog niet hun boeken hadden opgepakt. Terwijl ik al vanaf week één daarmee bezig was, en heel erg hard mijn best deed, en heel veel energie in stak om dat onder de knie te krijgen en om die planning te maken. Ik had dat continu, elke keer weer. En ik haalde het allemaal wel prima, want als die deadline er was, dan voelde ik die druk genoeg om me te kunnen concentreren. En ik was gemotiveerd genoeg, weet je ik wilde het wel absoluut halen. Het was niet dat ik dan het bijltje erbij neergooide.”

Angelique: “Wat was het moment dat je weer ging praten en daar iets uit kwam?”

Nina: “Het was echt het einde van het studiejaar, en ik voelde zo’n enorme stress alsof ik weer overspannen was. Met als verschil dat ik, toen ik overspannen was, werkte en studeerde en vrijwilligerswerk deed, en van alles en nog wat. En dat ik dat nu niet had, omdat ik mijn leven veel beter had georganiseerd, dat er veel meer rust was, dat ik me niet druk hoefde te maken om geld, dat mijn cijfers er allemaal goed voor stonden. En ik voelde zo’n enorme druk en zo’n enorme paniek en stress. En toen dacht ik, shit dit is niet goed. Ik ben niet overspannen. Er zijn geen externe redenen waarom ik me zo gestrest zou moeten voelen, en toch heb ik het gevoel dat ik dit allemaal niet kan bolwerken. Hier moet ik wat mee. En toen heb ik mijn psycholoog weer opgebeld en gezegd van, ja volgens mij, je hebt het ooit een keer gehad over ADHD. Ik heb wel enorme moeite met alles te organiseren. Misschien moeten we daar toch maar eens naar gaan kijken?”

Angelique: “Jij zei dat?”

Nina: “Ja. Ergens heeft het toch misschien wel altijd in mijn achterhoofd gezeten, dat hij dat heeft gezegd. Omdat op dat moment het vooral heel erg mis ging in het niet kunnen organiseren en het niet kunnen concentreren op mijn lessen, of op mijn vakken. Ik denk dat dat maakte dat ik dacht van,  o misschien is dit ADHD.”

Angelique: “Je kaartte het aan bij de psycholoog. Wat gebeurde er toen?”

Nina: “Die gaf mij gelijk een doorverwijzing. Dus dat was heel fijn. En toen ben ik naar ADHDcentraal gegaan. En daar kon je diagnosticeren in één dag. En die hadden niet erg lange wachtlijsten. Daar ben ik dus in één dag gediagnosticeerd en ik scoorde gewoon gelijk op ADHD, ADD. En dat verbaasde me wel, gek genoeg.”

Angelique: “Waarom?”

Nina: “Vooral ook het ADD-gedeelte. Ik had ook het idee van, ADD dat is iemand, dat is een meisje wat uit het raam zit te staren de hele dag in de les, en waar niet zoveel uit komt, die niet heel uitgesproken aanwezig is of zo. En ADHD is inderdaad iemand die gewoon superdruk is. En ik zag, zie mezelf niet als iemand niet als iemand die superdruk is. En ik zie mezelf ook niet als iemand die een beetje uit het raam zit te staren en de wereld aan zich voorbij ziet gaan. Dus dat ik op allebei scoorde, dat verbaasde me wel.”

Angelique: “En wat deed dat met je toen je dat hoorde?”

Nina: “Ik was ook gelijk heel erg opgelucht van, o ik ben niet gek.” 

Angelique: “Nu weet Nina het eindelijk zeker. Ze heeft ADHD: Attention Deficit/Hyperactivity Disorder. Ze heeft een ‘gecombineerd’ type ADHD: ze is hyperactief en impulsief. En ze heeft in gelijke mate een aandachtsstoornis – het ADD gedeelte van de test.” 

“Hoe reageerde je omgeving toen je uiteindelijk met ADHD en ADD kwam?”

Nina: “Mijn moeder die moest natuurlijk gelijk huilen, hoe kan het dat ik dit nooit heb gezien? En die had het gevoel dat ze wel een beetje gefaald had ook, als moeder. En vond dat ze dat had moeten kunnen zien. En ik had- Mijn beste vriend die zei, o maar hoezo wist je dat niet dan? Nee? Ja maar dat weet je toch gewoon? Waarom heb je mij nooit verteld dat jij denkt dat ik ADHD heb? Hij werkte altijd in de kinderopvang, met heel veel kinderen die ook ADHD hadden. En hij vond dat ik wel redelijk wat overeenkomsten had. Maar dat is niet zo’n prater en die heeft nooit die gedachte met mij gedeeld, terwijl hij zei, ja dat wist je toch al? Toen was ik wel even boos op hem.” 

“Je hebt mij gewoon tien jaar van mijn stress in mijn leven kunnen besparen. Ja, eigenlijk iedereen was daar best wel, iedereen was gewoon blij voor mij dat ik wist wat er aan de hand was. En voor de rest, ja, ik heb denk ik hele fijne vrienden en familie om me heen. Eigenlijk geen rare reacties gehad of zo.”

Angelique: “En dan heb je ADHD en wat is er toen gebeurd?”

“Aan de ene kant geeft een verklaring van, als je terugkijkt van, oké dat is misschien waarom bepaalde dingen niet zijn gelukt.”

Nina: “Dat is heel gek, want dat was meer een ding dan ik had verwacht. Dat heeft echt wel een half jaar, jaar geduurd voordat ik dat, voordat dat dan soort van oké voelt of zo om het daarover te hebben. Voordat dat gewoon een plek heeft gevonden. Misschien wel gewoon een soort van verwerkingsproces. Aan de ene kant is het, het geeft een verklaring van, als je terugkijkt van, oké dat is misschien waarom bepaalde dingen niet zijn gelukt.” 

“En het geeft ook weer handvatten om weer naar de toekomst te kijken. En te gaan kijken van, maar wat kan ik dan nog wel? En wat moet ik aanpassen in mijn leven om niet elke keer weer- Want dat was een beetje, het terugkerende verhaal is dat ik elke keer heel hard kon rennen en vervolgens keihard weer tot stilstand kwam en niks kon. En dingen afbrak en opleidingen niet afrondde. En doordat ik nu weet wat ik heb, kan ik ook veel specifieker op zoek gaan van, oké wat moet ik aanpassen in mijn leven en waar moet ik op letten om te zorgen dat ik gewoon in een rustig tempo door kan blijven leven en niet elke keer tegen mezelf keihard aan loop.” 

Angelique: “Nina krijgt cognitieve gedragstherapie aangeboden, om er beter mee te leren omgaan. Maar ze heeft net de sessies met haar vorige psycholoog afgerond en wil niet wéér in therapie. Ze gaat wel aan de medicatie: dexamfetamine. De bijwerkingen zijn niet mis, maar het medicijn slaat vrijwel meteen aan.”

Nina: “Medicijnen gebruiken was echt een soort van eyeopener. Het was ook heel gek, want ik had mijn eerste stagedag en dat deed ik met ex-dak- en -thuislozen, en ik zat aan de dexamfetamine. Dus ik zat aan de amfetamines met ex-speed- of heroïnegebruikers, met knarsende tanden en geen honger. Dus daar voelde ik me best wel een beetje opgelaten bij. En ik ben toen ook echt in één keer vijftien kilo afgevallen, in twee maanden tijd. Maar ik kon ook supersaaie Excelsheets in één keer gewoon invullen, zonder dat ik steeds werd afgeleid. Door het medicatiegebruik, wist ik opeens wat concentratie was. Daarvoor wist ik dat niet, dat concentratie betekent dat je ook prioriteiten kan stellen. Als je zeggen van, oké ik ben nu met mijn belastingaangifte bezig, want die moet, voor 1 april moet die afgerond zijn. Als je dat kan, en je kan je daarop concentreren, dan betekent het ook automatisch dat je dus kan zeggen, ja oké maar mijn hond die uitgelaten moet worden of de keuken die schoongemaakt moet worden, of die leuke muziek die ik nog wil luisteren zo, dat heeft allemaal nu geen prioriteit, want ik moet dit af krijgen.” 

“En dat had ik nooit geleerd. Daarom ben ik ook overspannen geraakt. Omdat ik niet in staat was om te zeggen, ja maar dit is op dit moment belangrijk en ik heb twee seconden gedachtetijd even over om na te denken, o ja, maar nu iemand die binnenkomt en iets aan mij vraagt, dat is dus niet belangrijk, daartegen kan ik zeggen dat die later terug moet komen. Dat had ik daarvoor nooit gekund. En doordat ik medicatie ben gaan gebruiken, kan ik ook veel beter mijn grenzen stellen. In plaats van door te blijven rennen, en dan in elkaar te storten.” 

Angelique: “De hulpverlening adviseert Nina om deel te nemen aan een praatgroep. Toevallig zitten daar allemaal jonge, slimme vrouwen zoals zij, die met dezelfde problemen kampen. Eén grote herkenning.”

Nina: “Het helpt enorm om te weten dat je niet in je eentje aan het aanklooien bent in je leven. Iedereen klooit maar wat aan, volgens mij, in zijn leven. En sommige mensen net wat meer dan andere mensen. En het is heel fijn om mensen te vinden die op dezelfde manier aanklooien als jij. En tegen dezelfde dingen aanlopen. En dat geeft inderdaad het gevoel dat je, ook wel gewoon wat minder eenzaam bent daarin. En dat is heel prettig.”

Iedereen klooit maar wat aan, volgens mij, in zijn leven. En sommige mensen net wat meer dan andere mensen.

Angelique: “Hoe gaat het nu met je?”

Nina: “Ja, heel goed. Ik heb inmiddels mijn hbo-opleiding afgerond. En ik heb- Ik woon samen met mijn vriend. En ik werk als maatschappelijk werker. En ik neem nog steeds medicatie, wel andere medicatie. Maar ja, het gaat heel goed mij.”

Angelique: “En wat is het verschil ten opzichte van voor de diagnose en nu?”

Nina: “Dat ik evenwichtiger. Dat ik veel beter, veel sneller aanvoel als het niet goed met mij gaat, als het te veel wordt. Als ik bepaalde dingen niet kan doen. En ik ben veel milder tegenover mezelf geworden. Ik heb heel lang echt wel zitten vechten tegen mezelf van, ik moet dit toch kunnen? En ik moet gedisciplineerd zijn. En ik moet dingen langer vol kunnen houden. Kijk ik vind het belangrijk om mijn baan te houden en bepaalde dingen moeten nog steeds gewoon afgemaakt worden in je leven. Maar ook heel veel dingen lukt me nu makkelijker om dat los te laten. Ik heb altijd heel veel hobby’s gehad, heel veel interesses. En dat voelde altijd best wel stom dat ik altijd degene was die dan een jaar later weer iets anders deed, of een half jaar later, of even daar mee bezig was en dan weer iets anders deed. Terwijl je wordt natuurlijk pas beter in dingen als je iets langdurig doet. En ik heb losgelaten dat ik dat moet doen. En ik vind, mijn kracht is dat ik heel veel dingen leuk vind, en dat ik heel veel interesses heb. En dan maar wat minder structuur erin, of wat minder goed zijn in een hobby of zo. Maar ik voel me veel evenwichtiger.”

Angelique: “Nina’s verhaal is veelzeggend. Bij meisjes wordt ADHD vaak niet herkend. Naar schatting ruim dertig tot vijftig procent blijft onontdekt. Bij opvallend drukke jongens wordt al snel aan ADHD gedacht. Ze zijn een stoorzender in de klas en vertonen afwijkend gedrag. Meisjes met ADHD hebben de neiging zich aan te passen en vallen minder op. Ze kunnen veel kletsen, maar dat doen andere meisjes ook. Dit gedrag is sociaal geaccepteerd.”

“Meisjes met ADHD hebben evengoed grote moeite om zich te concentreren, en hun schoolprestaties lijden eronder. Maar bij jongens wordt veel eerder gekeken of er iets aan de hand is. De statistieken suggereren dat de aandoening twee tot drie keer vaker voorkomt bij jongens dan bij meisjes. Maar op volwassen leeftijd blijkt dat ADHD bij vrouwen even vaak voorkomt als bij mannen. Nina krijgt inmiddels andere medicatie, waar ze goed op is ingesteld. Ze kan weer vooruit. Dat ADHD bij haar zo laat is ontdekt, heeft ze geaccepteerd. Ze kan er nu toch niks meer aan veranderen.”

Nina: “Ik ben heel blij met hoe het nu met me gaat. En wat ik ook wel heel veel in mijn omgeving hoor, is dat er natuurlijk ook heel veel kinderen worden gediagnosticeerd met ADHD op jonge leeftijd. En dan direct ingesteld op medicatie. En dat is ook wel heel stigmatiserend.” 

“Zeker op school, als je juf al op elke school gelijk al weet dat jij ADHD hebt, dan heeft dat ongetwijfeld ook impact op je. Dus ik ben, in zekere zin, blij dat ik in ieder geval niet op hele jonge leeftijd ben gediagnosticeerd. Dit is mijn leven zeg maar. Dus daar kan ik niks aan veranderen, en ik ben blij met hoe mijn leven nu is. Maar als het een paar jaar eerder had gekund, dat was wel fijn geweest. Dat was wel prettig geweest.”

Angelique: “Je hoorde Nina. Meer weten over deze podcast? Kijk dan op komteenmensbijdedokter.nl. Je vindt hier uitgebreide informatie. Over hoe je de zorg krijgt die je nodig hebt. Deze podcast is een initiatief van de Alliantie Gezondheidszorg op Maat. Mijn naam is Angelique Houtveen.”